SPUITZONE EN GEBIEDSONTWIKKELING, HOE ZIT DAT?
Dit artikel is geplaatst op 04-07-2024
Over zogenaamde ‘spuitzones’ bestaan geen wettelijke bepalingen over de minimale afstand tussen spuitzones en woningen (en tuinen) oftewel de ‘spuitvrije zone’. Bij gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de teelt mag de gemeenteraad een algemeen belang toekennen aan de volksgezondheid. In de regels wordt dit algemeen belang in principe vertaald in een spuitvrije zone van 50 meter rondom nieuwbouw. Uitspraken van de Raad van State geven aan dat met ‘drift reducerende maatregelen’ deze afstand kleiner kan zijn.
De ‘vuistregel’ is dat een zone van minimaal 50 meter wordt aangehouden tussen bebouwing (woningen én verblijfsplaatsen) en agrarische grond waar met gewasbeschermingsmiddelen wordt gewerkt. De Raad van State heeft hierover diverse uitspraken gedaan. Daarbij werd toen opgemerkt dat bij gebruik van drift reducerende maatregelen een afstand van minder dan 50 meter mogelijk aanvaardbaar is.
Gewasbeschermingsmiddelen worden meestal toegepast door middel van bespuiting. Afhankelijk van de toegepaste methode, de windkracht en mate van verneveling kan een gewasbeschermingsmiddel ook in de omgeving terecht komen. Dit verwaaien van het gewasbeschermingsmiddel heet ook wel ‘drift’.
De spuitvrije zone vertaalt zich in een bestemmingsregel en aanduiding. Deze regel en aanduiding kan gelden voor het gebied van de agrarische functie en daar een spuitvrije zone aanwijzen. De regel en aanduiding kunnen ook gelden voor het gebied waarop de gevoelige functie is toegelaten, door daar een zone te vrijwaren van een bestemming waarbij verblijf van langdurige aard mogelijk is. Hiernaast kan ook een combinatie mogelijk zijn van het bovenstaande.
Bij de vaststelling van een dergelijk bestemmingsregel bij een bestemmingsplan, moet in eerste instantie worden uitgegaan van het maximaal planologisch haalbare op het agrarisch perceel, waarop gewasbeschermingsmiddelen zijn toegestaan. Hiermee dient een belemmering voor het agrarisch perceel, in eerste instantie, voorkomen te worden. Echter als er op de datum van de vaststelling geen sprake is van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en dat dit redelijkerwijs niet voorzienbaar is binnen de planperiode kan hierop een uitzondering gemaakt worden. Dergelijke uitzonderingen zijn ‘relatief’ schaars.
Bovenstaande uitzonderingen dienen goed onderbouwd te zijn met onderzoeken, waaruit blijkt dat dit veilig (aanvaardbaar woon- en leefklimaat) is en de bedrijfsvoering niet wordt beperkt. Daarom kan het verstandig zijn te borgen dat bestemmingsplannen naast uw agrarische percelen u niet schaden in uw bedrijfsvoering.
Wanneer u hulp nodig heeft bij het inzichtelijk maken van uw rechten óf mogelijkheden staan de adviseurs van Geling Advies voor u klaar.